CASIO fx-9860G werken met matrices

Er zijn twee manieren om met matrices te werken:

Ook een combinatie van beide is mogelijk

direct rekenen met matrices

Hiervoor is het nodig dat de Input/Output ingesteld staat op Math. Dit kun je controleren via SET UP (SHIFT MENU).

  1. Kies in het menu RUN-MAT voor F4 (MATH)
  2. Kies vervolgens F1 (MAT)
  3. Kies F3 (mxn) om afmetingen van de matrix te bepalen [of kies voor 2x2 of 3x3]
  4. Vul de getallen in
  5. Met deze matrix kun je nu rekenen, bijv. Zie hieronder meer over deze berekeningen.

Je kunt de ingetypte (of berekende) matrix ook opslaan onder een zelfgekozen letter, bijv. M:

  1. Druk op  → 
  2. Druk op SHIFT  2  (Mat)
  3. Druk op ALPHA  7  ( M)
matrices definiëren

Bij de tweede aanpak worden de gebruikte matrices eerst onder een naam (letter) opgeslagen, voordat er mee gerekend wordt.

  1. Kies in het menu RUN-MAT voor F3 (MAT)
  2. Kies een (naam voor de) matrix (met cursor en EXE)
  3. Bepaal het aantal rijen en kolommen (in die volgorde)
  4. Vul de juiste getallen in (nullen staan er al)
  5. Ga met EXIT een stap terug
  6. Maak zo (eventueel) nog een andere matrix (met andere naam)
  7. Ga met EXIT terug naar het rekenscherm
  8. Je kunt nu met de gemaakte matrices rekenen, bijv.
matrices optellen, aftrekken of vermenigvuldigen

Het optellen, aftrekken en vermenigvuldigen van matrices gaat (bijna) even eenvoudig als het het werken met getallen. Combinaties van vermenigvuldigen en optellen zijn mogelijk, evenals combinaties van (via naam) opgeroepen en ter plekke ingevulde matrices.
Het oproepen van van een matrix kost wel een paar toetsaanslagen. Vaak is het handigste:

  • Druk op SHIFT  2  (Mat) .

  • Druk op ALPHA en de toets waar de betreffende letter boven staat.

  • Nog een paar aandachtspunten:

    verwisselen rijen en kolommen

    Soms is het handig/nodig om de rijen en kolommen van een matrix te verwisselen, transponeren. Dat kan snel via

    1. OPTIN
    2. F2 (MAT)
    3. F4 (Trn)

    Bij het transponeren wordt een nieuwe matrix gemaakt, die eventueel kan worden opgeslagen. De oorspronkelijk opgeslagen matrix wordt niet gewijzigd.

    machten van matrices

    Vierkante matrices kunnen met zich zelf vermenigvuldigd worden. Evenals bij getallen kan gebruik gemaakt worden van de tot de macht toets ( ^ ) om kwadraten derde machten etc te bereken (De kwadraattoets x2 werkt trouwens ook).
    Negatieve machten kunnen (met uitzondering van [ ]-1) kunnen niet direct worden berekend, wel indirect met behulp van de inverse matrix.

    inverse matrix

    De inverse matrix is te vergelijken met het omgekeerde van een getal. Om deze te berekenen kan gebruik gemaakt worden van omkeertoets x -1, of eigenlijk de toetsencombinatie SHIFT  ) .
     ^  ( − )  1  werkt ook. Een matrix heeft niet altijd een inverse. Een matrix die niet vierkant is heeft nooit een inverse, een vierkante matrix vaak wel, maar soms ook niet.

    Met behulp van de inverse matrix is het mogelijk om een matrix tot een negatieve macht te verheffen. Dat kan door eerst de inverse matrix onder een nieuwe naam op te slaan, maar ook met haakjes..


    versie 1.0; 12-08-2009; Gerard Koolstra