Studievaardigheden Wiskunde
Klas 1
Meenemen
- Boek (deel 1a) + werkboekje + antwoordenboekje
- advies grote map met kleine ruitjes
- geodriehoek
- puntenslijper
- potlood (grijs uitgumbaar)
- kleurpotloden (minstens drie kleurtjes)
- gum
- passer
- rekenmachine (Casio: liefst de fx82 ES)
- agenda
- schaar
en lijm
Verzorging:
- advies grote map met kleine ruitjes
- gebruik tabbladen om vakken te scheiden
- gebruik insteekhoezen om stencils zonder
gaatjes te bewaren
- werk van voor naar achter (niet andersom
en ook niet door elkaar)
- zet er altijd bij waar je bent (hoofdstuk,
paragraaf, opgave, aantekeningen
- werk netjes (kantlijn, opgave voor de
kantlijn, titels groot en onderstreept)
- tekeningen altijd met potlood met scherpe
punt
- werkboek: eerst maken in werkboek, daarna
uitknippen en opplakken in map
- gebruik liniaal (alleen) voor rechte
lijnen
- schrijven met pen
- werk met kleurtjes (potloden, geen stiften)
als het daardoor beter leesbaar wordt
Maakwerk:
- Gebruik de SMC-methode (Schatten,Maken,Controleren):
- eerst schatten (tussen welke grenzen komt je antwoord te liggen,
wat verwacht je als oplossing).
- maken: netjes uitvoeren
- controleren (klopt antwoord met je schatting/verwachting; is de
vraag beantwoord)
- Alle opgaven komen in je map terecht,
ook die uit het werkboek.
- Sla geen sommen of hele paragrafen over
als je achter op schema loopt. Vaak heb die nodig om volgende paragrafen
te kunnen snappen.
- Maar stop ook niet met huiswerk maken
als je iets tegenkomt wat je niet snapt. Misschien snap de je de vragen
erna wel weer.
- Als je vastloopt, lees dan terug en ga
op zoek naar wat je nodig hebt om verder te kunnen. Of ga terug naar de
plek waar je het nog wel snapte en ga van daaruit weer verder. (Dat kan
soms ook een eerder hoofdstuk zijn)!
- Bij ingewikkelde problemen staat de S
uit de SMC-methode ook voor schematiseren: schrijf overzichtelijk
op wat je al weet (als het even kan in een Schets) en maak in je hoofd een
plannetje hoe je het probleem wilt oplossen.
- Kom je er nog steeds niet uit, kijk dan
in het antwoordenboekje en ga op zoek naar een hint. Vraag hulp aan iemand
in huis. Mail of chat met een klasgenoot. Of anders: zet een uitroepteken
in de kantlijn en stel een goede vraag in de les.
Nakijken:
- Nakijken doe je meteen thuis nadat een
paragraaf af is.
- Direct na een som mag ook, maar dek de
andere opgaven dan af.
- Als het goed is, zet je een rode krul
- Als het nog niet goed is, verbeter dan
je antwoord.
- Verbeteren is niet het antwoordenboekje
overschrijven; schrijf alleen op wat je snapt en vergeet de uitleg/aanpak
niet!
- Zet een uitroepteken of vraagteken in
je map bij opdrachten waar jezelf niet of amper uit kwam (of eventueel waar
anderen veel moeite mee hadden).
- Schrijf je vraag er bij anders herinner
je die de volgende les niet meer.
- Durf vragen te stellen! Klassikaal,
in je groepje, apart aan de docent of desnoods op B-uur.
VRAAG NET ZOLANG DOOR TOTDAT JE HET SNAPT.
Samenvatten:
- Het is belangrijk na iedere paragraaf
jezelf af te vragen wat je geleerd hebt. Houd daarom na iedere paragraaf
een kennen, kunnen, begrijpen lijst bij:
- kennen: wat je kunt weten (een omschrijving of betekenis van een
begrip)
- kunnen: wat je kunt voordoen (iets tekenen, iets uitrekenen)
- begrijpen: wat je kunt uitleggen (snappen waarom het zo is)
Zet bijvoorbeeld de begrippen en vaardigheden in een opvallende rechthoek
in je map. Het noemen van de begrippen etc is voldoende; de uitleg hoeft
er niet bij.
- Vergeet niet extra aantekeningen en opdrachten
van de docent mee te nemen in je kennen, kunnen begrijpen lijst.
Leerwerk:
- Leren is bijhouden. Met een nette map
waarin alles nagekeken, verbeterd, begrepen en samengevat is, heb je misschien
wel 80 % van het leerwerk al gedaan.
- Begrijpen is niet hetzelfde als "kunnen
volgen". Luisteren en lezen is belangrijk, maar zelf opschrijven en
er over praten is nog veel belangrijker!
Je gedachten onder woorden brengen is een onmisbaar onderdeel van het leren!
- Leren is NIET ALLEEN MAAR DE SAMENVATTING
doorlezen. Wiskunde leer je door te doen en door juist ZELF EEN samenvatting
te maken. De gemengde opdrachten, de plusparagraaf en extra stof van de
docent staan immers niet in de samenvatting van het boek. De samenvatting
kun je hoogstens gebruiken om te kijken waar het hoofdstuk over gaat of
om iets in op te zoeken.
- De andere 20% van het leerwerk bestaat
uit:
- het herhalen van wat je lastig vond (dat herken je aan de uitroeptekens
of vraagtekens in de kantlijn van je map)
- het trainen van belangrijke opgaven (kijk eens op de wiskunde site van
school of er een digitale interactieve test is bij dat onderwerp of hoofdstuk).
- probeer te voorspellen welke vragen op het proefwerk gesteld kunnen worden
en train die opgaven
- Wil je echt voor de 10 (of voor een goed
cijfer) gaan, verzin dan zelf vragen over de stof die net even verder gaan
dan wat je gehad hebt.
Proefwerken:
- Richt je altijd eerst op de vragen die
je wel weet. Bewaar vragen waarvan je niet 123 de oplossing ziet, voor het
laatst.
- Werk rustig en netjes! Beter de helft
goed dan alles fout. Als je thuis voldoende getraind hebt, krijg je heus
wel voldoende opgaven af.
- Bij de meeste vragen moet je eerst goed
nadenken voordat je antwoord kan geven. Schrijf altijd je denkstappen kort
en krachtig op. Schrijf bijvoorbeeld op welk sommetje je op je rekenmachine
hebt ingetikt of hoe je aan je antwoord gekomen bent.
- Als je een proefwerk terug krijgt, verbeter
dan altijd je fouten en probeer alsnog te begrijpen wat je nog niet begrepen
hebt.
- Bewaar proefwerken (nadat alles is afgerond)
thuis in een map. Als bewijs, maar ook als naslagwerk voor komende
hoofstukken of zelfs leerjaren. (Aan het eind van het jaar lever je je boeken
immers weer in).